De wet van 4 april 2019 - Ook beperking van de contractvrijheid B2B: “onrechtmatige bedingen” tussen ondernemingen
/Met de wet van 4 april 2019 werden in Boek VI van het WER enkele nieuwe artikelen ingevoegd die de klassieke contractvrijheid tussen ondernemingen ernstig inperkt.
Middels de nieuwe artikelen VI.91/3 – VI.91/6 WER wordt het leerstuk van de zogenaamde “onrechtmatige bedingen” (reeds veel eerder gedefinieerd en verboden in relaties tussen bedrijven en consumenten, zie o.a. de artt. I.8, 22° en VI.83 WER) uitgebreid naar de relatie tussen ondernemingen onderling.
Er wordt onder meer een “zwarte” en een “grijze” lijst met onrechtmatige bedingen ingevoerd, m.n. bedingen die steeds worden beschouwd als onrechtmatig (“zwarte lijst”) dan wel bedingen die worden beschouwd als onrechtmatig tot de partij die zich erop beroept het tegendeel bewijst (“grijze lijst”).
Wat zijn onrechtmatige bedingen?
Overeenkomstig art. VI.91/3 WER is elk beding van een overeenkomst tussen ondernemingen dat, alleen of in samenhang met één of meerdere andere bedingen, een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen, onrechtmatig (art. VI.91/3 §1).
In eerste instantie wordt het mogelijk onrechtmatig karakter van een beding beoordeeld door de feitenrechter (art. VI.91/3 §2).
In art. VI.91/4 WER werd wel reeds een zogenaamde “zwarte lijst” met onrechtmatige bedingen opgenomen. De bedingen op deze lijst worden steeds beschouwd als onrechtmatig. Het betreft bijvoorbeeld bedingen die:
De onderneming het eenzijdige recht geven om een of ander beding van de overeenkomst te interpreteren;
Op onweerlegbare wijze de kennisname of de aanvaarding van de andere partij vast te stellen met bedingen waarvan deze niet daadwerkelijk kennis heeft kunnen nemen vòòr het einde van de overeenkomst;
…
In art. VI.91/5 WER werd een zogenaamde “grijze lijst” met onrechtmatige bedingen opgenomen. Deze bedingen worden geacht onrechtmatig te zijn (en dus een kennelijk onevenwicht tussen de rechten en plichten van partijen te scheppen), behalve wanneer de partij die zich op dit beding beroept hiervan het tegendeel bewijst.
Het betreft bijvoorbeeld bedingen die:
De onderneming het recht verlenen om zonder geldige reden de prijs, de kenmerken of de voorwaarden van de overeenkomst te wijzigen;
Er toe strekken een overeenkomst van bepaalde duur stilzwijgend te verlengen of te vernieuwen zonder opgave van een redelijke opzegtermijn;
De onderneming te ontslaan van haar aansprakelijkheid voor haar opzet, haar zware fout of voor die van haar aangestelden of, behoudens overmacht, voor het niet uitvoeren van de essentiële verbintenissen die het voorwerp van de overeenkomst uitmaken;
…
Gevolgen van de kwalificatie van een beding als “onrechtmatig”
Het nieuwe art. VI. 91/6 bepaalt dat elk onrechtmatig beding verboden en nietig is. De overeenkomst blijft bindend voor de partijen indien ze zonder de onrechtmatige bedingen kan blijven voortbestaan
Inwerkingtreding
De wet van 4 april 2019 werd op 24 mei 2019 gepubliceerd in het Belgisch staatsblad en zal in werking treden in de negentiende maand die volgt op de datum van publicatie (december 2020).
De nieuwe wettelijke bepalingen zijn niet van toepassing op overeenkomsten gesloten voor die datum.
***
Voor meer vragen in verband met uw contracten, algemene voorwaarden en dergelijke kan u steeds terecht bij onze werkgroep Verbintenissenrecht – bijzondere overeenkomsten – contracten.