Ondernemend vastgoed
De advocaten van FIRMUS leggen zich toe op het ondernemend vastgoed: het onroerend goed in al haar juridische facetten.
Wij verlenen juridische bijstand aan aannemers, bouwheren en particulieren, eigenaars, projectontwikkelaars, vastgoedmakelaars, architecten en studiebureaus, veiligheidscoördinatoren… Kortom: aan alle actoren betrokken bij het vastgoed in de brede zin van het woord.
Onze advocaten beschikken over een ruime ervaring binnen het brede domein van het vastgoedgebeuren:
De redactie en de negotiatie van overeenkomsten met betrekking tot het vastgoed in de ruimste zin, zoals koop, aanneming en dienstverlening, (handels)huur, bouwpromotie en projectontwikkeling, DBFM,…
De analyse van zakenrechtelijke constructies;
De administratieve opvolging van het vergunningstraject;
De ondersteuning bij het aanbestedingsdossier;
De juridische begeleiding van het bouwproces;
De disputen met de administratieve overheden, klagers, buren en derden;
De analyse van het verzekeringsaspect bij aansprakelijkheden;
De geschillenbeslechting met focus op gerechtsexpertises en alternatieve negotiatiemogelijkheden;
Het insolventierecht: hoe betaald geraken wanneer een wederpartij insolvabel blijkt?
Wat als de wegen scheiden: de vereffening en verdeling;
Als rechtzoekende wilt u een advocaat die zijn vak kent én voldoende kennis heeft van bouwkundige en technische aspecten. Die advocaat vindt u bij ons. Wij staan met de voeten in de klei en houden voor u de juridische aspecten onder controle.
Artikels over ondernemend vastgoed:
Charlotte Philipsen volgde haar rechtenopleiding aan de Universiteit Antwerpen. In haar master volgde zij een algemene opleiding met een focus op het burgerlijk recht, het ondernemingsrecht en het administratief recht.
Als vastgoed van eigenaar wisselt, moeten daarop registratierechten betaald worden. De tarieven van die belasting verschillen per gewest. In haar septemberverklaring kondigde de Vlaamse regering aan dat de registratierechten voor de aankoop van een eerste huis of appartement dalen vanaf 1 januari 2022 van 6% naar 3%, die van ander vastgoed zullen dan weer stijgen van 10% naar 12%. Hoewel nog geen officiële tekst gepubliceerd werd, is het zinvol om al in te gaan op de inwerkingtreding daar een aantal praktische vragen enige verduidelijking behoeven.
Zo goed als alle berichtgeving kondigde de laatste dagen aan dat je vanaf nu zomaar de tuin van je buren mag binnenspringen. Dit nieuws veroorzaakte enige commotie bij het grote publiek en in diverse media.
Maar is het wel zo eenvoudig? Lees er alles over in deze blog!
De coronacrisis heeft op korte termijn al een ongeziene impact op ons economisch leven en momenteel is het nog onduidelijk welke verdere gevolgen het virus op lange termijn zal hebben op onze economie en bedrijfsleven. Voor vele ondernemingen brengt deze onduidelijkheid ook onzekerheid met zich mee. Zullen mijn klanten betalen? Wat als mijn klanten binnenkort insolvabel worden? Zal ik dan op mijn beurt insolvabel worden? Kan ik nu alvast maatregelen nemen om mij hiertegen te beschermen?
Voor verkopers en leveranciers van roerende goederen (bijvoorbeeld auto’s of bouwmaterialen) hebben wij alvast een belangrijke tip om te anticiperen op mogelijke problemen bij betalingen of insolvabiliteit van klanten: door het inlassen van een eigendomsvoorbehoud in de contracten met klanten en de registratie hiervan in het recent opgerichte pandregister, waardoor het eigendomsvoorbehoud aan derden kan worden tegengesteld.
Binnenkort zal de fysieke verplaatsing naar de notaris niet langer nodig zijn voor het verlijden van een notariële akte. Er zal worden gewerkt met een digitale volmacht waarbij de burger aan een persoon, bijvoorbeeld een medewerker van de notaris of een vertrouwenspersoon, digitaal een volmacht zal verlenen zodat deze laatste de akte, in de plaats van de burger, kan ondertekenen. De enige benodigdheden zijn toegang tot het internet en een elektronische identiteitskaart met een juiste pincode of de itsme app.
In het Belgisch Staatsblad van 9 april 2020 verscheen het Koninklijk Besluit nr. 4 houdende diverse bepalingen inzake mede-eigendom en het vennootschaps- en verenigingsrecht in het kader van de strijd tegen de Covid-19 pandemie (volledige tekst: klik hier).
Ingevolge deze pandemie is het voor tal van verenigingen en/of vennootschappen bijzonder moeilijk geworden om aan alle door de wet opgelegde verplichtingen te voldoen.
Denk maar aan het organiseren van de algemene vergaderingen, waarbij tal van mede-eigenaars of aandeelhouders aanwezig dienen te zijn of zich dienen te laten vertegenwoordigen.
Nu er sedert 17 maart 2020 tal van veiligheidsmaatregelen werden opgelegd door de Nationale Veiligheidsraad, zien vele verenigingen en vennootschappen zich geconfronteerd met praktische moeilijkheden bij de organisatie van - nochtans wettelijk verplichte – algemene vergaderingen.
Met het KB nr. 4 wil men aan deze moeilijkheden tegemoet komen.
In eerste instantie worden twee opties gecreëerd die in een praktische oplossing voorzien voor de organisatie van algemene vergaderingen:
De Algemene Vergadering uitstellen naar een latere datum
De Algemene Vergadering schriftelijk laten doorgaan (in sommige gevallen ook via skype, zoom etc.)
De maatregel heeft een beperkte duurtijd (met terugwerkende kracht) en geldt vanaf respectievelijk 10 maart (i.g.v. mede-eigendom) en 1 maart 2020 (i.g.v. vennootschappen en verenigingen) tot 3 mei 2020 maar deze periode kan worden verlengd indien nodig.
Voorts worden een aantal specifieke maatregelen voorzien.
Een eerste reeks maatregelen heeft betrekking op de organisatie en bijeenroeping van de algemene vergadering van de mede-eigenaars.
Een tweede reeks maatregelen heeft betrekking op de organisatie van de algemene vergaderingen van vennootschappen en verenigingen. In dat geval is het aan het bestuursorgaan van de vereniging / vennootschap in kwestie om autonoom te beslissen hoe zij de algemene vergadering wil laten doorgaan.
In deze blog wordt alvast meer in detail ingegaan op wat in het KB wordt voorzien voor de beide door het besluit beoogde gevallen.
De Vlaamse Regering vaardigt naar aanleiding van de genomen Corona-maatregelen met hoogdringendheid regels uit inzake de opschorting, het stuiten of de verlenging van proceduretermijnen of de tijdelijke aanpassing van procedurele of administratieve verplichtingen wat betreft de reglementering met betrekking tot de omgevingsvergunning.
Onze Vlaamse overheid bijt de spits af met een nooddecreet ter bestrijding van de Coronacrisis. Maatregelen om de coronacrisis op te vangen tot en met 17 juli 2020.
De razendsnelle verspreiding van het coronavirus (Covid-19) dwingt de overheid tot steeds drastischere maatregelen. In een eerste fase werden alle evenementen geannuleerd; en ondertussen wordt het doen en laten van burger en onderneming steeds verder en drastisch ingeperkt.
Dit lam leggen van maatschappelijke actoren zorgt voor een domino-effect op de uitvoering van contracten. Zal ik nog leveringen kunnen ontvangen, en wat is de invloed daarvan op de nakoming van mijn eigen contractuele verplichtingen? Kan ik zelf nog leveren of werken uitvoeren? Kan ik mijn contractuele verplichtingen desnoods tijdelijk opschorten? Wat te doen als het definitief onmogelijk is geworden om mijn verplichtingen nog na te komen, omdat een uitstel geen zin heeft? Wat als ik zelf besmet ben?
Er ontplooit zich een amalgaam aan economisch-juridische spanningen, waarbij het begrip van “overmacht” een centrale rol lijkt te spelen.
Dit overzicht moet u een korte eerstelijnsguideline bieden. Voor een doorlichting van uw concreet probleem of
toetsing van uw contractuele voorwaarden, neemt u best contact op met onze
vakgroep Verbintenissenrecht - bijzondere overeenkomsten - contracten.
Op 20.2.2020 werd door het Grondwettelijk Hof een arrest geveld betreffende de meerderheidsvereiste van 4/5 die met het nieuwe appartementsrecht werd ingevoerd om het mogelijk te maken - onder bepaalde voorwaarden - te beslissen tot afbraak en heropbouw van gebouwen.
Het Hof heeft deze wettelijke bepaling (art. 577-7, §1, 2° BW) vernietigd.
Nu voormelde bepaling ertoe kan leiden dat een mede-eigenaar afstand moet doen van zijn eigendomsrecht stelt het Hof dat een bijkomende garantie dient opgelegd te worden.
Deze garantie houdt in dat de vereniging van mede-eigenaars haar beslissing op eigen initiatief aanhangig dient te maken bij de Vrederechter. Het is de Vrederechter die de wettigheid van de beslissing tot afbraak en heropbouw zal beoordelen en, in voorkomend geval, aan een deskundige advies kan vragen over de geschiktheid van het bedrag van de compensatie in geval van afstand van het eigendomsrecht door een mede-eigenaar.
Met de invoering van de wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties (kort: Wet Betalingsachterstand) gelden er sinds 7 augustus 2002 bijzondere regels over de termijn waarbinnen ondernemingen elkaar voor geleverde goederen of verstrekte diensten moeten betalen.
Recent heeft de wetgever met de wet van 28 mei 2019 deze regelgeving verstrengd om kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) te beschermen die met grote ondernemingen contracteren.
Het Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur heeft de bepalingen van het Gemeentedecreet, waaronder het artikel 194, opgeheven.
Overeenkomstig dit artikel 194 konden één of meer inwoners onder bepaalde voorwaarden in rechte optreden namens de gemeente als het college van burgemeester en schepenen of de gemeenteraad nalieten om dit te doen.
Dit substitutierecht werd in het decreet lokaal bestuur niet behouden.
Sinds 1 januari 2019 was het voor burgers niet meer mogelijk om namens de gemeente in rechte op treden, en konden zij derhalve ook geen milieustakingsvordering namens de gemeente meer instellen.
Het Grondwettelijk Hof heeft in haar arrest van 10 oktober 2019 de opheffing van dit vorderingsrecht vernietigd.
Sinds 1.9.2019 is het toepassingsgebied van en vooral de toegankelijkheid tot de rechtsbijstandsverzekering aanzienlijk uitgebreid. De nieuwe Wet tot het toegankelijker maken van de rechtsbijstandsverzekering werd van kracht op 1 september 2019 en voorziet in de minimale voorwaarden waarin een polis rechtsbijstand cumulatief dient te voldoen opdat de premie in aanmerking zou komen voor een fiscale aftrek (W.I.B 1992). De rechtsbijstandsverzekeraars die zulke polis rechtsbijstand aanbieden, dienen hierin een aantal minimumwaarborgen op te nemen die zich zowel in het burgerlijk recht (contracten/familie/extra-contractueel), het fiscaal recht, het administratief recht als het consumentenrecht situeren. Deze wet heeft tot doel de rechtsbijstandsverzekeringen toegankelijker te maken door er een belastingsvermindering aan te koppelen.
Sinds 1.7.2019 geniet de bouwheer een betere wettelijke bescherming. Alle intellectuele beroepen in de bouwsector worden sedertdien immers wettelijk verplicht om een verzekering aan te gaan voor hun burgerlijke aansprakelijkheid. Het toepassingsgebied van de wet is ruimer dan de reeds voorheen sedert 1.7.2018 verplichte tienjarige aansprakelijkheidsverzekering voor aannemers, architecten en andere dienstverleners. De wet voorziet tevens minimumdekking al naargelang het type schade waarvoor tussenkomst gevraagd wordt.
Op 1 september 2019 trad het decreet houdende de gemeentewegen (Gemeentewegendecreet) d.d. 3 mei 2019 (BS 12 augustus 2019) in werking. Met dit decreet worden enkele substantiële veranderingen doorgevoerd.
Het begrip “gemeenteweg” wordt ingevoerd en het aparte statuut voor buurtwegen vervalt. Elke gemeente is verplicht om een gemeentelijk wegenregister op te maken en een beslissing over een gemeenteweg wordt een volledige gemeentelijke aangelegenheid. De mogelijkheid van verjaring wordt in het decreet expliciet uitgesloten. Er kan een vergoeding voor waardevermindering uit hoofde van aanleg of verplaatsing van een gemeenteweg worden bekomen. Het wordt mogelijk gemaakt om de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg op te nemen in een omgevingsvergunningsaanvraag.
Er worden een aantal handhavingsclausules ingevoerd.
Met de wet van 4 april 2019 werden in Boek VI van het WER enkele nieuwe artikelen ingevoegd die de klassieke contractvrijheid tussen ondernemingen ernstig inperkt.
Middels de nieuwe artikelen VI.91/3 – VI.91/6 WER wordt het leerstuk van de zogenaamde “onrechtmatige bedingen” (reeds veel eerder gedefinieerd en verboden in relaties tussen bedrijven en consumenten, zie o.a. de artt. I.8, 22° en VI.83 WER) uitgebreid naar de relatie tussen ondernemingen onderling.
Er wordt onder meer een “zwarte” en een “grijze” lijst met onrechtmatige bedingen ingevoerd, m.n. bedingen die steeds worden beschouwd als onrechtmatig (“zwarte lijst”) dan wel bedingen die worden beschouwd als onrechtmatig tot de partij die zich erop beroept het tegendeel bewijst (“grijze lijst”).